Marieke Dankbaar - 28-06-2021

Voorlopige voorzieningen: belanghebbendheid na ‘Varkens in Nood’ en het spoedeisend belang

Op 17 juni 2021 deed de Voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak over het door de gemeenteraad van Nieuwegein vastgestelde bestemmingsplan Zuid-oostelijke Stadsrand (ECLI:NL:RVS:2021:1291).

Met het bestemmingsplan wordt een volgende fase van een bedrijventerrein voorzien, in de “oksel” tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal, alsook de A27. Ten noorden van het plangebied, aan de noordzijde van het Amsterdam-Rijkanaal, ligt de buitenplaats Heemstede, met het gelijknamige kasteel. De eigenaar van het kasteel, als ook een vijftal stichtingen en verenigingen, hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat zij van oordeel zijn dat het beoogde bedrijventerrein het karakter van de omgeving en de buitenplaats op onaanvaardbare wijze zal aantasten. Een aantal bewoners van de Heemstedeweg heeft tevens beroep ingesteld. Zij zijn van oordeel dat het bedrijventerrein hun woon- en leefklimaat aantast.

De eigenaar van het kasteel, en een aantal anderen, heeft daarnaast een verzoek om voorlopige voorzieningen ingesteld, om zo te voorkomen dat het bestemmingsplan in werking treedt. Zoals gebruikelijk bij een voorlopige voorziening wordt eerst getoetst of verzoekers als belanghebbenden ontvankelijk zijn, en vervolgens of er wel sprake is van een spoedeisend belang. En op die beide onderdelen komt de voorzieningenrechter tot wat noemenswaardige overwegingen.

Ontvankelijkheid en belanghebbendheid: Varkens in Nood toegepast

Alleen de kasteeleigenaar had een zienswijze ingediend. Reden voor de gemeenteraad om te betogen dat de andere verzoekers niet zouden kunnen worden ontvangen. Zoals te verwachten viel na de uitspraken van de Afdeling van 14 april (ECLI:NL:RVS:2021:786) en 21 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:953) in de Varkens in Nood-zaken, oordeelde de voorzieningenrechter dat artikel 6:13 van de Awb niet aan die anderen kan worden tegengeworpen, mits ze als belanghebbende zijn aan te merken.

De gemeenteraad vond echter dat geen van de verzoekers als belanghebbende kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter overweegt als volgt:
De afstand van het plangebied tot de woningen aan de Heemstedeweg is ongeveer 150 m en tot de buitenplaats Heemstede ongeveer 200 m. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat zich op die afstanden geen gevolgen van enige betekenis meer zouden kunnen voordoen. De door de gemeenteraad in de argumentatie genoemde richtafstanden (vermoedelijk wordt gedoeld op de VNG brochure bedrijven en milieuzonering) zijn niet bedoeld om die gevolgen van enige betekenis te duiden, maar om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de gevolgen van een voorziene ontwikkeling te beoordelen.

De voorzieningenrechter wijst er verder op dat, ook als niemand van verzoekers belanghebbende zou zijn, het beroep voor zover ingesteld door de eigenaar van het kasteel ontvankelijk is, omdat zij een zienswijze over het ontwerpbesluit heeft ingediend.
Zo zien we hoe de Varkens in Nood-overwegingen in de praktijk worden toegepast.

Spoedeisend belang: een soepele voorzieningenrechter, of een nieuwe koers?

Menig verzoek om voorlopige voorzieningen wordt afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet komt vast te staan. Zo niet in deze kwestie! De voorzieningenrechter overweegt daarbij niet – zoals gebruikelijk - dat aannemelijk is dat er onomkeerbare gevolgen optreden indien het bestemmingsplan in werking treedt, maar concludeert nu juist dat er geen zwaarwegende belangen zijn die zich tegen het treffen van een voorlopige voorziening verzetten. Deze omgekeerde argumentatie, tref ik niet vaak aan:

De gemeenteraad had in het kader van spoedeisendheid, of het gebrek daaraan, benoemd dat niet eerder dan in het najaar van 2021 aanvragen om omgevingsvergunningen zullen worden ingediend.

De voorzieningenrechter overweegt hierop eerst dat als het plan in werking treedt, vanaf dat moment de mogelijkheid aanwezig is dat ter zake op grond van het plan omgevingsvergunningen worden verleend en dat om die reden er een spoedeisend belang bestaat. Zo makkelijk komen verzoekers om voorlopige voorzieningen al niet vaak weg. Maar de voorzieningenrechter laat het daar dus niet bij. De voorzieningenrechter ziet in de verwachting van de gemeenteraad dat op korte termijn geen omgevingsvergunningen aangevraagd en verleend zullen worden, ook een aanwijzing dat er dus geen zwaarwegende belangen zijn, die zich tegen het treffen van een voorlopige voorziening verzetten. En omdat de gemeenteraad heeft aangegeven dat pas met de bouw zal worden aangevangen nadat de kavels in het plangebied zullen zijn geleverd en dat die levering onder meer afhankelijk is van het onherroepelijk geworden zijn van het bestemmingsplan, ziet de voorzieningenrechter ook daarin een aanwijzing dat er geen zwaarwegende belangen aanwezig zijn, die tegen het treffen van een voorlopige voorziening pleiten.

Wordt nu ook de toegang tot de voorzieningenrechter versoepeld?

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.