03-01-2022

Valt een wandeling over het schelpenpad onder feitelijke werkzaamheden?

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) heeft op 15 december 2021 uitspraak gedaan over het belanghebbendebegrip bij stichtingen met natuurdoelstellingen (ECLI:NL:RVS:2021:2823). De uitspraak is interessant omdat het een opsomming geeft van welke activiteiten wél als feitelijke werkzaamheden kunnen worden aangemerkt; in veel uitspraken van de Afdeling wordt slechts uiteengezet waarom er géén sprake is van feitelijke werkzaamheden. Bovendien blijkt uit de uitspraak wanneer in ieder geval een aanvang moet zijn genomen met de feitelijke werkzaamheden.

Achtergrond

Het betrof een natuurvergunning voor de herinrichting en ingebruikname van een fiets- en wandelpad in Burgh-Haamstede. Het fiets- en wandelpad was voorzien in het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. De uitgebreide voorbereidingsprocedure werd gevolgd. Op grond van de Awb staat deze procedure alleen open voor belanghebbenden. Door de Varkens-in-nood-jurisprudentie is belanghebbendheid in de zienswijzefase echter geen vereiste meer. Een stichting die het behoud van natuurwaarden als doelstelling heeft en twee natuurlijke personen die in de directe omgeving woonachtig zijn en in het gebied recreëren hebben gezamenlijk rechtsmiddelen tegen de natuurvergunning aangewend. Ze vrezen dat de grijze duinen en duinbossen aangetast zullen worden door de aanleg van het fiets- en wandelpad.

Belanghebbendebegrip

De natuurlijke personen konden niet als belanghebbenden worden aangemerkt; hierover waren de rechtbank en de Afdeling het met elkaar eens. Over de belanghebbendheid van de stichting waren ze het niet eens. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde de stichting niet-ontvankelijk, vanwege het ontbreken van belanghebbendheid. Op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Awb moet een stichting met het oog op de behartiging van haar doelstelling namelijk ‘feitelijke werkzaamheden’ verrichten om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. De stichting zou geen andere feitelijke werkzaamheden hebben verricht dan handelingen ter voorbereiding van de procedure tegen de natuurvergunning.

Uitspraak rechtbank

De rechtbank oordeelde dat een door de stichting overgelegde lijst met feitelijke werkzaamheden niet kon worden onderbouwd met een kopie van de nieuwsbrief en notulen van overleggen. Een aantal genoemde werkzaamheden (een wandeltocht over het betreffende schelpenpad en de informatie op de website over de Nauwe Korfslak en de Noordse Woelmuis) zouden volgens de rechtbank bovendien moeten worden aangemerkt als werkzaamheden ter voorbereiding van de procedure tegen de natuurvergunning en dus niet meetellen.

Oordeel Afdeling

De Afdeling vond de rechtbank te streng en meende dat de stichting wél ontvankelijk had moeten worden verklaard door de rechtbank. Voor feitelijke werkzaamheden moest het inderdaad gaan om werkzaamheden die los staan van het voeren van juridische procedures of de voorbereiding daarvan. De periode die voor de beoordeling van de belanghebbendheid in beroep relevant was, was de periode tot het einde van de beroepstermijn bij de rechtbank, zo stelde de Afdeling. Volgens de Afdeling betekende dat niet dat een stichting ook al in de zienswijzefase voldoende feitelijke werkzaamheden moest verrichten. In de zienswijzefase behoefde de stichting geen belanghebbende te zijn vanwege de Varkens in nood-jurisprudentie en daarom was niet van belang of de stichting ten tijde van de zienswijze, die alleen voor belanghebbenden was opengesteld, voldoende feitelijke werkzaamheden verrichte. Als deze gedachtelijn wordt gevolgd zou dat ook kunnen betekenen dat pas hoeft te worden gestart met het uitvoeren van feitelijke werkzaamheden vanaf het moment dat het daadwerkelijke besluit is genomen, tot aan het aflopen van de beroepstermijn.

Onderbouwing oordeel van de Afdeling: feitelijke werkzaamheden

De volgende activiteiten waren voor de Afdeling voldoende om te oordelen dat de stichting feitelijke werkzaamheden ter behartiging van haar doelstelling verrichtte:

  • Een onderzoek naar het voorkomen van de levendbarende hagedis in het Natura 2000-gebied;
  • Contacten en overleg met de provincie, natuurmonumenten en een andere stichting over de kap van abelen in het natuurgebied;
  • Een veldbezoek voor onderzoek naar de Nauwe Korfslak in een ander gebied;
  • Het informeren van het publiek via de website;
  • Bijwonen en inspreken op informatieavonden over Dorpsvisie en het voeren van een informeel gesprek over herstelmaatregelen in een bosgebied.

Overigens werden de (inhoudelijke) beroepsgronden uiteindelijk allemaal ongegrond verklaard.

 

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.