Marieke Dankbaar - 24-01-2022

Weinig opties om de aanwijzing tot gemeentelijk monument aan te vechten

Wanneer een pand of perceel als gemeentelijk monument wordt aangewezen, zijn de eigenaren daar meestal niet meteen gelukkig mee. De aanwijzing is niet zelden een kale beschrijving van het onroerend goed en de daadwerkelijke afweging – waarom rechtvaardigt de omschrijving de aanwijzing tot monument – is maar summier gemotiveerd. Daarbij komt zo’n aanwijzing regelmatig op een “strategisch” moment uit de lucht vallen, nou net als de eigenaren er plannen voor hebben, willen verkopen of voor investeringskeuzes staan. Vaste jurisprudentie is al enige tijd, dat de gemeentelijke overheid veel beoordelings- en beleidsruimte heeft bij de beslissing om een pand aan te wijzen als gemeentelijk monument. De rechter toetst de aanwijzing zelf terughoudend. Vaste jurisprudentie is inmiddels ook dat de belangen van de eigenaren al bij het moment van aanwijzen in ogenschouw moeten worden genomen, en niet pas bij het moment van het aanvragen van een omgevingsvergunning om het monument grondig te verbouwen of te slopen.

Ruimte in de jurisprudentie, moeizaam in de praktijk

Deze jurisprudentie over de af te wegen eigenaarsbelangen, en met name ook over het moment van die afweging, leek daadwerkelijk ruimte te scheppen in lang slepende monumentenprocedures. In de praktijk is het echter bijzonder moeilijk gebleken om de door de eigenaren in het geding gebrachte argumenten, ten aanzien van de hoge extra kosten van restauratie, moeizame herbestemmingsopgaven en waardeverminderingen, ook de doorslag te laten geven en alsnog niet tot aanwijzing over te gaan. Zo bleek weer in een drietal recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van respectievelijk 12 januari 2022 en 22 december 2021 ( ECLI:NL:RVS:2022:54 ; ECLI:NL:RVS:2022:61 ; ECLI:NL:RVS:2021:2901 ).

Standaard overwegingen over het toetsingskader

Uit deze uitspraken blijkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak standaardoverwegingen hanteert:
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1358), heeft het college beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. Bij het beantwoorden van de vraag, of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument moet worden aangewezen, heeft het college beleidsruimte. De bestuursrechter toetst niet of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen maar of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.

Verder heeft de Afdeling eerder overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2643), dat als in het kader van de bij de aanwijzing - dan wel de heroverweging daarvan - te verrichten belangenafweging door de eigenaar van het monument concreet wordt gesteld dat de monumentenstatus negatieve gevolgen heeft voor bijvoorbeeld herontwikkeling of verkoop en dit genoegzaam wordt gemotiveerd, deze aspecten al bij de aanwijzing van belang zijn. Deze dienen in dat geval niet pas bij de aanvraag om een omgevingsvergunning tot wijziging dan wel sloop van het aangewezen monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aan de orde te komen. Het ligt dan op de weg van het bestuur om op deze belangen in te gaan en aannemelijk te maken dat er alternatieve mogelijkheden zijn voor een zinvol hergebruik van het monument waardoor het met de aanwijzing te dienen belang van het behoud van het monument prevaleert boven het belang van de eigenaar om de aanwijzing achterwege te laten.

Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1150) dat, hoewel het college niet aan een deskundigenadvies is gebonden, het aan dit advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Het volgen van dat advies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij een belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is anders, indien het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet, of niet zonder meer, aan de aanwijzing als gemeentelijk monument ten grondslag had mogen leggen.

Niet snel goed genoeg!

Het toetsingskader is dus helder, maar uit de drie eerder genoemde zaken blijkt dat het niet snel goed genoeg is:

Oude lederwarenfabriek in Oss

In de zaak ECLI:NL:RVS:2022:54 ging het over een oude lederwarenfabriek in Oss. De eigenaar wilde de fabriek slopen en er appartementen bouwen. Daar stak het gemeentebestuur met de aanwijzing tot gemeentelijk monument een stokje voor. De eigenaar produceerde meerdere rapporten over de staat van het pand, de problemen die bij herbestemming zouden opdoemen, en over de extra kosten als gevolg van de aanwijzing en de daarmee gepaard gaande waardevermindering. De Afdeling was niet onder de indruk en vond dat dit alles voor rekening en risico van de eigenaar kwam; de aanwijzing bleef – net als bij de rechtbank – in stand.

Boerderij in Ouder Amstel

In de zaak ECLI:NL:RVS:2022:61 ging het om een boerderij in de gemeente Ouder Amstel. De eigenaren wilden deze boerderij naar de eisen van de tijd – duurzaam – verbouwen tot een comfortabele woning, maar zagen zich daarin beperkt door een gemeentelijke monumentenaanwijzing. Ook hier werden deskundigenrapporten overgelegd, onder andere over de meerkosten van verbouwingswerkzaamheden als gevolg van de aanwijzing. Deze meerkosten kwamen volgens het rapport op bijna € 80.000 uit. De Afdeling vond dit niet zodanig hoog dat de gemeente van aanwijzing als gemeentelijk monument zou moeten afzien. Herstelkosten van de stal en het woonhuis (oplopend tot enkele tonnen) als gevolg van de slechte staat van het onroerend goed, kwamen eveneens voor rekening en risico van de eigenaren. Die extra kosten waren immers niet het gevolg van de aanwijzing op zich.

Villa Helvetia in Voorschoten 

Tot slot kwam in ECLI:NL:RVS:2021:2901 Villa Helvetia in Voorschoten aan bod. Deze villa – inderdaad in Zwitserse stijl – stond op de nominatie om te worden verkocht. De aanwijzing tot gemeentelijk monument gooide volgens de eigenaar roet in het eten. Dat een aanwijzing tot gemeentelijk monument een complicerende factor is en over het algemeen waarde drukkend werkt, moge een feit van algemene bekendheid zijn; indien de stelling ter zake niet heel concreet met deskundigenberichten is onderbouwd, maak je als belanghebbende eigenaar geen schijn van kans.

Lering

Indien een eigenaar wil dat ten tijde van de aanwijzing van zijn onroerend goed als gemeentelijk monument zijn (financiële) belangen volledig worden gewogen, en ook daadwerkelijk het juiste gewicht in de schaal leggen, dan zal heel concreet moeten worden aangetoond dat dat financiële belang in direct verband staat met de aanwijzing en zodanig onevenredig op de eigenaar drukt, dat de gemeentelijke overheid in redelijkheid van aanwijzing moet afzien. Geen geringe opgave, zeker niet bij een zeer terughoudend toetsende rechter.