Shira Vrij - 14-01-2019

Verwijtbare werkloosheid: ontslagreden boven ontslagroute

Wellicht is het u in de eindejaarshectiek ontgaan, maar de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft eind 2018 een noemenswaardige uitspraak gedaan die ik u niet wil onthouden. Er is namelijk een nieuw toetsingskader ontwikkeld voor het beoordelen van de vraag of een werknemer verwijtbaar werkloos is geworden in de zin van (artikel 24 van) de Werkloosheidswet (WW).

Oud recht

Voor een goed begrip van deze ‘ommezwaai’, is het nodig te weten wat de situatie was voordat de CRvB bovenstaande uitspraak deed.

Artikel 24 WW legt een werknemer de verplichting op te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Voorkomt hij dit niet, dan moet het UWV de WW-uitkering in beginsel (geheel) weigeren. Van verwijtbare werkloosheid is sprake indien aan de werkloosheid een dringende reden voor ontslag op staande voet ten grondslag ligt. In een eerdere blog [Ontslag op staande voet en de eigenrisicodrager voor de werkloosheidswet deel I] heb ik uitgelegd dat het UWV alleen oordeelt dat sprake is van een dringende reden indien die reden zowel objectief als subjectief dringend is. Een reden is objectief dringend als die naar objectieve maatstaven, dus geabstraheerd van de situatie bij de werkgever in kwestie, ontoelaatbaar is. Een reden is subjectief dringend indien de werkgever in kwestie de reden in diens arbeidsorganisatie als dringend heeft aangemerkt.

Tot voor kort was de CRvB van mening dat alleen sprake kon zijn van verwijtbare werkloosheid indien de werkgever bij het ontslag voortvarend te werk was gegaan. Immers, voor het aannemen van een dringende reden is nodig dat de werkgever de arbeidsovereenkomst “onverwijld” heeft opgezegd. Is niet onverwijld gehandeld dan is geen sprake van subjectieve dringendheid en kan dus ook geen sprake zijn van verwijtbare werkloosheid, zo redeneerde de CRvB.

Nieuw recht

De CRvB heeft voornoemd toetsingskader in de uitspraak van 8 november 2018 herzien. Kort en goed ging het in deze zaak om een werknemer (ambtenaar) die sinds 14 augustus 2008 werkzaam was bij de gemeente Rotterdam en die zich al een aantal keer onbehoorlijk had gedragen. Toen op 18 maart 2015 een incident tussen werknemer en zijn teamleider plaatsvond, was de maat voor de gemeente vol. Werknemer werd met bijzonder verlof gestuurd en na een verantwoordingsgesprek op 23 maart 2015, liet het college van b&w werknemer op 16 april 2015 weten dat het college voornemens was hem onvoorwaardelijk te ontslaan. Op 17 juni 2015 werd dit voornemen omgezet in een definitief besluit en werd werknemer met onmiddellijke ingang ontslagen. Zijn WW-uitkering werd blijvend en geheel geweigerd omdat het UWV vond dat werknemer wegens een dringende reden was ontslagen en dus verwijtbaar werkloos was geworden.

In de gerechtelijke procedures die volgden, stelde werknemer zich op het standpunt dat geen sprake kon zijn van verwijtbare werkloosheid omdat hij niet onverwijld was ontslagen en de subjectieve dringende reden dus ontbrak. Tussen het incident en het voornemen tot ontslag zat immers bijna een maand. Als de CRvB het oude toetsingskader zou toepassen dan zou werknemer gelijk hebben maar dat deed de CRvB niet. De CRvB creëerde nieuw recht:

Mede in het licht van de wettelijke bepalingen en de rechtspraak van de Hoge Raad over het begrip dringende reden in het arbeidsrecht is er aanleiding om het onderscheid tussen de objectief dringende reden en de subjectief dringende reden niet langer te maken voor zover daarmee wordt gedoeld op de voortvarendheid waarmee de werkgever bij de beëindiging van het dienstverband heeft gehandeld […]. Bij de beoordeling van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 24 […] WW, is het voldoen aan de “onverwijldheidseis” dus geen voorwaarde”.

Met andere woorden: ook als het ontslag niet onverwijld is gegeven, kan sprake zijn van een dringende reden en dus van verwijtbare werkloosheid. Volgens de CRvB past deze toets beter in het wettelijk stelsel; op deze manier wordt meer gewicht toegekend aan de reden voor ontslag dan aan de gekozen ontslagroute.

De mogelijkheden om een WW-uitkering te weigeren zijn hiermee verruimd. Een juiste beslissing, zo lijkt mij.