Shira Vrij - 06-11-2018

Ontslag op staande voet en de (eigenrisicodrager voor de) Werkloosheidswet – Deel II

In deel I van deze blog gaf ik u algemene informatie over de gevolgen van een ontslag op staande voet voor het recht op een Werkloosheidswet (WW)-uitkering. Deel II van deze blog, spitst zich toe op de eigenrisicodrager voor de WW.

Eigenrisicodrager WW

Onderwijsinstellingen en overheidswerkgevers zijn verplicht het eigen risico voor de WW te dragen. Dit betekent dat zij de WW-uitkering van hun (ex-)werknemers betalen en dat zij verantwoordelijk zijn voor de re-integratie van die werknemers.

Besluit UWV

Het feit dat eigenrisicodragers de uitkeringlasten dragen, maakt dat hun belang bij een beslissing van het UWV op een WW-aanvraag door een (ex-)werknemer groot is. Immers: beslist het UWV positief op die aanvraag dan betaalt de eigenrisicodrager de rekening. Een eigenrisicodrager moet dus waakzaam zijn; is hij het niet met de toekenningsbeslissing van het UWV eens dan heeft hij de mogelijkheid tegen die beslissing in bezwaar (en beroep) te gaan. Dit moet tijdig gebeuren.

Ontslag op staande voet of niet?

Een eigenrisicodrager moet ook waakzaam zijn bij de keuze een werknemer al dan niet op staande voet te ontslaan. Ten eerste moet de eigenrisicodrager zich realiseren dat niet de manier waarop een arbeidsovereenkomst is beëindigd doorslaggevend is voor de vraag of de werknemer verwijtbaar werkloos is geworden, maar de redenen die aan die beëindiging ten grondslag liggen (zie deel I).

Een ontslag op staande voet wordt door eigenrisicodragers wel eens gezien als dé manier om kosteloos van een werknemer af te komen. Het komt voor dat een eigenrisicodrager zijn werknemer op staande voet ontslaat terwijl hij weet dat eigenlijk geen sprake is van een dringende reden. De eigenrisicodrager probeert op die manier onder zijn WW-verplichtingen uit te komen. Dat zal echter niet altijd lukken omdat het UWV (net als de kantonrechter) na een WW-aanvraag kan oordelen dat aan het ontslag geen verwijtbare dringende reden ten grondslag ligt. De werknemer heeft dan gewoon recht op een WW-uitkering.

De omgekeerde situatie komt ook voor. Soms heeft een eigenrisicodrager een (gegronde) dringende reden voor ontslag op staande voet maar wil hij niet tot dat ontslag overgaan omdat dat te veel nadelige gevolgen voor de werknemer in kwestie zou hebben. Het kan zijn dat de eigenrisicodrager daarom coulant is en kiest voor een andere route waarmee de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd (bijvoorbeeld via ontbinding wegens (ernstig) verwijtbaar handelen van de werknemer). Hij gaat er dan vanuit dat het UWV de WW-uitkering zal weigeren omdat de arbeidsovereenkomst ook beëindigd had kunnen worden via een ontslag op staande voet.

In deze situatie moet de eigenrisicodrager er echter bedacht op zijn dat het UWV bij een WW-aanvraag toetst of sprake is van een objectieve en subjectieve dringende reden (zie deel I). Uit de keuze niet tot ontslag op staande voet over te gaan, kan het UWV in voorkomende gevallen concluderen dat de werkgever in kwestie kennelijk van mening is dat in de specifieke werkrelatie geen sprake is van een dringende reden (subjectieve dringendheid). Dit kan tot een toewijzing van een WW-uitkering – en dus tot aanmerkelijke kosten voor de eigenrisicodrager – leiden. Om dit scenario, voor zover mogelijk, te voorkomen dient de eigenrisicodrager in deze situatie voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband zoveel mogelijk uit te dragen dat in zijn visie sprake is van een dringende reden (bijvoorbeeld door dit te benadrukken in brieven aan de werknemer). Een voorbeeld van een zaak waarin de werkgever goed deed, vindt u hier.

Overigens moet worden opgemerkt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet niet “zwart/wit” is. De gevallen waarin evident sprake is van een geldig ontslag op staande voet, zijn spaarzaam. Dit maakt de keuze voor het al dan niet geven van een ontslag op staande voet lastig; zeker voor de eigenrisicodragers die het risico van een ontslag op staande voet (langdurig procederen, oplopende kosten en langdurige onzekerheid) moet afwegen tegen het belang daarbij (geen kosten WW). Wij helpen u graag bij die keuze!