Marieke Dankbaar - 02-04-2020

Nieuwe woningbouwontwikkelingen: ruimte en beperkingen voor bedrijven

Nederland is maar een klein landje waarin veel gebeurt, en daarom wordt er gewoekerd met ruimte. De gemeenteraad moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen waarin nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, steeds uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zich ervan bewust zijn dat verschillende ruimtelijke functies elkaar flink in de weg kunnen zitten. De raad moet de belangen van de elkaar bevechtende functies, zoals wonen en bedrijvigheid, volledig in beeld brengen en een juiste en kenbare afweging maken.

Dat gaat wel eens mis. Soms omdat de belangen niet goed zijn geïnventariseerd, maar soms ook omdat belanghebbenden hun plannen nog niet concreet genoeg, of niet tijdig kenbaar hebben gemaakt aan de gemeenteraad.  Over die laatste situatie heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 maart 2020 twee relevante uitspraken gedaan:
1) ECLI:NL:RVS:2020:735
2) ECLI:NL:RVS:2020:717.

Zaak 1: Verlies milieucategorie door bestaande bedrijfsvoering en onvoldoende concrete plannen

In de eerste zaak verzette een ondernemer zich tegen de bedrijfsbestemming op zijn gronden, voor zover daarin niet was voorzien in milieucategorie 3. Hij vond dat de toegestane bedrijfsvoering in het plan ten onrechte was afgewaardeerd van milieucategorie 3 naar 2 om zo woningbouw in de nabijheid toe te kunnen staan. Door deze afwaardering zou hij beperkt worden in zijn bedrijfsactiviteiten.

De Afdeling bestuursrechtspraak vond dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.

In dit geval had de gemeenteraad geconcludeerd dat de bestaande activiteiten ter plaatse niet boven categorie 2 uitkwamen, en dus als zodanig konden worden bestemd. De gemeenteraad had de bedrijfsbelangen, waaronder het behouden van een milieucategorie met mogelijkheden voor uitbreiding van de huidige activiteiten, geïnventariseerd en bezien. Daarbij was duidelijk geworden dat er op de gronden al gedurende lange termijn geen bedrijf meer werd geëxploiteerd dat behoort tot milieucategorie 3, en ook  was niet gebleken dat de ondernemer een concreet voornemen had om een bedrijf met een hogere  milieucategorie te gaan exploiteren. Aan de enkele stelling dat de zoon of kleinzoon in de toekomst de gronden mogelijk zou willen gebruiken, had de raad geen doorslaggevend belang toegekend omdat dit een onvoldoende concreet voornemen betrof.

De Afdeling oordeelde dat deze beoordelingen en afwegingen in orde waren: de woonwijk kon worden gerealiseerd en het bedrijf was “zijn” milieuruimte voor categorie 3 kwijt.

Zaak 2: Representatieve bedrijfssituatie

De tweede zaak ging om een vergelijkbare situatie: het betrof een beoogde herontwikkeling van een deel van een bedrijventerrein tot woongebied met een boodschappenvoorziening. Ook hier verzetten op het bedrijventerrein bevindende ondernemers zich tegen deze ontwikkeling, omdat deze hen in hun (toekomstige) bedrijfsvoering zou beperken.

Ook hier was gekeken naar de bestaande (de representatieve) bedrijfssituatie en naar planologische mogelijkheden van het betreffende bedrijf. Maar ook hier kregen de ondernemers geen gelijk van de Afdeling bestuursrechtspraak:

Onvoldoende concrete plannen

Er waren onvoldoende concrete plannen voor uitbreiding. Een melding Activiteitenbesluit die wees op een mogelijke milieu uitbreiding, was net voor de raadsvergadering waarin het bestemmingsplan was vastgesteld ingediend en was nog niet compleet. Dat was te laat, en niet concreet genoeg, om de gemeenteraad er rekening mee te moeten laten houden.

Lering: wees tijdig en concreet met voorgenomen wijzigings- en uitbreidingsplannen. Zonder dat, kan de ruimte voor bedrijven door nieuwe woningbouwontwikkelingen makkelijk in de verdrukking komen.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU