Marieke Dankbaar - 26-03-2012

Handhaving op het algemene, of een specifiek gebruiksverbod?

Hoe zat het nu ook al weer met de gebruiksverboden in de oude WRO-bestemmingsplannen, het algemeen gebruiksverbod in de Wro, en het verbod te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, zoals in de Wabo neergelegd?

De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog al in november 2008 (nr. 200708557/1) dat in artikel 9.1.4 lid 2 Invoeringswet Wro staat dat het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing blijft ten aanzien van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp voor dat tijdstip (1 juli 2008) ter inzage is gelegd. Met die bepaling is beoogd dat een bestemmingsplan dat op grond van de WRO tot stand is gekomen het rechtsgevolg behoudt dat het onder de WRO had. Dit betekende dat het oude bestemmingsplan, zonder gebruiksverbod, zijn werking behield en dat artikel 7.10 Wro (dat een algemene gebruiksverbod behelsde) niet van toepassing was op het op grond van de WRO tot stand gekomen plan.
Afgelopen zomer, in de uitspraak van 29 juni 2011 (LJN: BQ9624), voegde de Afdeling daaraan toe dat de Wabo, noch de invoeringswet Wabo, de rechtskracht die de Wro en de invoeringswet Wro toekent aan bestemmingsplannen, die met toepassing van de WRO tot stand zijn gekomen, ontneemt. De geschiedenis van de totstandkoming van de Wabo geeft geen aanwijzing dat de wetgever met de benadering, neergelegd in genoemde uitspraak van november 2008, heeft willen breken. Het voorgaande betekent – zo overwoog de Afdeling – dat ook het algemeen gebruiksverbod met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken in artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder c. van de Wabo niet van toepassing is op het op grond van de WRO tot stand gekomen bestemmingsplan.

Naar aanleiding van deze uitspraak is in de literatuur overwogen dat het nog wel eens zo zou kunnen zijn dat als een gebruiksverbod in een bestemmingsplan ontbreekt, tegen de overtreding van het bestemmingsplan ook onder de Wabo niet handhavend kan worden opgetreden.

Op 6 maart 2012 had de Rechtbank Roermond een dergelijke zaak bij de hakken. In die zaak waren eisers geconfronteerd met twee lasten onder dwangsom met als doel verwijdering van een tuinderskas en een stekhuisje van het perceel, vanwege strijd met de Wabo en het bestemmingsplan. Overwogen werd dat ondermeer deze betrokkenen geen overtreders waren omdat ze zelf niet de bouwvergunningplichtige werkzaamheden hadden uitgevoerd of laten uitvoeren. Overwogen werd ook dat het algemeen gebruiksverbod met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken in artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder c van de Wabo niet van toepassing is op het op grond van de WRO tot stand gekomen bestemmingsplan. Daarbij werd gerefereerd aan de Afdelingsuitspraak van 29 juni 2011. De rechtbank overwoog voorts dat eisers wel zijn aan te merken als overtreders, voor zover zij de gebouwen op het perceel gebruiken in strijd met de bestemming en dit valt onder het daartoe in het bestemmingsplan opgenomen gebruiksverbod. In dit bestemmingsplan was kennelijk wel een gebruiksverbod opgenomen. Strijdig gebruik anders dan bouwen vormde evenwel geen toereikende grondslag voor een last om een bouwwerk te verwijderen, nu een zodanige last immers verder strekt dan het staken van dat gebruik. Aangezien in dit geval de lasten onder dwangsom betreffende de tuinderskas en het stekhuisje zagen op verwijdering van die gebouwen konden deze lasten geen stand houden.

Deze uitspraak bevestigt dus dat, indien een gebruiksverbod ontbreekt in het bestemmingsplan dat tot stand is gekomen onder de oude WRO, inderdaad niet handhavend kan worden opgetreden met gebruikmaking van artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder c van de Wabo. Is zo’n gebruiksverbod wel in het WRO-bestemmingsplan opgenomen, dan kan die bepaling wel als grondslag voor handhaving gelden, maar alleen voor zover het staken van het gebruik als last is geformuleerd.