Marieke Dankbaar - 19-10-2022

Flitsbezorgdiensten: Is het detailhandel?

Flitsbezorgdiensten houden sinds enige tijd de omgevingsgemoederen bezig. Verschillende rechtbanken hebben zich inmiddels uitgesproken over de vraag of zo’n flitsbezorgdienst binnen de bestemming ‘detailhandel’ of daarmee vergelijkbare bestemmingen past. Meestal trekken de bezorgdiensten aan het kortste eind en kan het bevoegd gezag handhaven, tot opluchting van overlast ondervinden omwonenden.
Helemaal uitgekristalliseerd is het echter nog niet. Flitsbezorgdiensten zijn er in soorten en maten, en ook bestemmingsplannen kennen vele varianten. Reden waarom de uitspraak van de Voorzieningen-rechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 6 oktober 2022, de aandacht trok.

Last onder dwangsom

In deze uitspraak (ECLI:NL:RVS:2022:2851) oordeelde de Voorzieningenrechter over het besluit van 11 februari 2022 van het college van B&W van Utrecht, naar aanleiding van klachten van omwonenden, waarbij aan Flink B.V. onder oplegging van een dwangsom gelast was het gebruik van het pand aan de Amsterdamsestraatweg te Utrecht als flitsbezorgdienst in strijd met het bestemmingsplan te staken en gestaakt te houden.
Flink exploiteert een online boodschappenservice met meerdere vestigingen in Nederland.
Flink heeft zich tegen het handhavingsbesluit verzet, maar behaalde noch in bezwaar, noch bij de kortsluitende rechtbank daarin succes. In hoger beroep is (andermaal) een verzoek om voorlopige voorzieningen ingediend. De Voorzieningenrechter sloot in dit geval niet kort. Het oordeel is aldus nog slechts een voorlopig oordeel, maar het is natuurlijk wel een stapje richting uitsluitsel.

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan, voor zover relevant, luidt als volgt:

De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van lid 3.3.1, bestemd voor:

a. op de begane grond en in de bouwlagen daaronder:
I. detailhandel;
II. de winkelstraatfuncties die genoemd zijn in de Lijst bijzondere functies Gemengd - 1, uitsluitend op de in die bijlage aangewezen adressen;

De definitie voor detailhandel luidt:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt mede verstaan een webwinkel waarbij sprake is van een afhaalpunt voor particulieren en een showroom. Hieronder wordt niet verstaan een afhaalzaak.

Oorspronkelijke bedrijfsvoering

De Voorzieningenrechter oordeelt dat de wijze waarop het pand door Flink ten tijde van het bestreden besluit werd gebruikt, niet in overeenstemming was met de omschrijving van het begrip detailhandel. Die begripsomschrijving moet zo worden uitgelegd dat er in ieder geval sprake moet zijn van een uitstalling van goederen ten verkoop in het pand. Daarvan was geen sprake. De in het pand aanwezige goederen werden daar hoofdzakelijk opgeslagen met het oog op de bezorging ervan bij de kopers thuis en worden daar niet uitgestald voor potentiële kopers die het pand bezoeken. Het ten verkoop aanbieden, het bestellen en het betalen van de koopsom vindt ook niet in het pand plaats, maar online. Ook vindt de levering aan de kopers niet in het pand plaats; deze worden immers bij de kopers thuis bezorgd.

Aangepaste bedrijfsvoering

Ten tijde van het besluit op bezwaar had Flink haar bedrijfsvoering echter aangepast. Klanten kunnen nu ook bij vestigingen van Flink binnenlopen om hun bestelling op te halen of om ter plekke via een tablet een bestelling te plaatsen en deze direct mee te nemen. Een werknemer pakt de bestelling vervolgens in. De klant mag desgevraagd ook bij de rekken met boodschappen gaan kijken om te bestellen producten aan te wijzen of te pakken. Flink betoogde dat daarmee wel werd voldaan aan de definitie van detailhandel. De Voorzieningen-rechter was echter (vooralsnog) van oordeel dat deze aanpassing van de bedrijfsvoering niet maakt dat wel wordt voldaan aan de omschrijving van het begrip detailhandel omdat uit de door Flink gegeven toelichting kon worden afgeleid dat de aanpassing van de bedrijfsvoering, gelet op het aandeel ervan in de totale bedrijfsvoering van Flink in het pand, moet worden beschouwd als een daaraan ondergeschikte activiteit. De in de vestiging verrichte hoofdactiviteit is nog steeds het exploiteren van een de flitsbezorgdienst en dat is (naar het voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter) niet in overeenstemming met het bestemmingsplan. Omdat ook geen showroom aanwezig is, kan ook de tweede volzin van de begripsomschrijving van geen soelaas bieden.

Belangenafweging

In de belangenafweging overweegt de Voorzieningenrechter voorts dat de gestelde financiële belangen geen aanleiding geven voor schorsing. De gestelde financiële schade is niet met stukken onderbouwd. Los daarvan is desgevraagd toegelicht dat een deel van de bedrijfsvoering in het pand is verplaatst naar een andere vestiging van Flink in Utrecht. Ook wordt een gedeelte van het personeel ingezet in deze andere vestiging. De Voorzieningenrechter weegt vervolgens de belangen van het college bij handhavend optreden tegen het gebruik van het pand in strijd met het bestemmingsplan zwaarder. In het bijzonder gaat het dan om het behoud van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse, nu dat klimaat door het gebruik van het pand, als flitsbezorgdienst, onder druk staat. Ook neemt de Voorzieningenrechter daarin mee dat het hoger beroep in de bodemprocedure zal worden behandeld op een zitting, die begin 2023 zal plaatsvinden.

Conclusie

Het verzoek om voorlopige voorzieningen wordt dus afgewezen. Wel zijn we nu weer iets verder in de (planologische) duiding van de flitsbezorgdienst.