Babette Blaisse, Oscar van der Pol - 30-08-2022

Bij uitleg aanbestedingsstukken is de interpretatie van een leek niet relevant

In een door het UWV georganiseerde Europese aanbestedingsprocedure voor de levering van vaste en mobiele telefoniediensten is de volgende eis opgenomen: “De Inschrijver beschikt over een eigen mobiel core- en radionetwerk in Nederland, voor openbare mobiele spraak- en datadiensten.” In het kader van een van de inlichtingenrondes is de vraag gesteld of het UWV bereid is deze eis te laten vervallen, omdat hierdoor alle Mobile Virtual Network Operators die geen eigen netwerk hebben worden uitgesloten. Het UWV heeft hierop het volgende antwoord gegeven: “Aanbesteder meent dat het type dienstverlening dat wordt uitgevraagd het beste geleverd kan worden door partijen met een eigen core en radio netwerk. Aanbesteder wenst deze eis te handhaven.”

BT Nederland B.V. heeft de aanbesteding gewonnen. T-Mobile vecht deze beslissing aan omdat BT Nederland niet beschikt over een eigen netwerk voor mobiele telefonie. BT moet hiervoor een beroep doen op haar onderaannemer Vodafone. Gelet op genoemde eis en de toelichting in de nota van inlichtingen is dat volgens T-Mobile niet toegestaan.

De voorzieningenrechter gaat hier niet in mee en oordeelt als volgt (link). Voor een leek lijkt de door T-Mobile voorgestane uitleg van de eis op het eerste gezicht de juiste. Het gaat er bij aanbestedingsprocedures echter niet om hoe een ‘leek’ een eis zal begrijpen. Relevant is hoe een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver de eis heeft moeten begrijpen.

Het Europese Hof van Justitie heeft in meerdere arresten geoordeeld dat een inschrijver die niet zelf aan de gestelde geschiktheidseisen voldoet zich mag beroepen op de bekwaamheid van derden (ECLI:EU:C:1999:593 (Holst Italia), ECLI:EU:C:2004:159 (Siemens Österreich en ECLI:EU:C:2016:562 (Wroclaw). Daarbij moet de inschrijver dan wel kunnen aantonen dat hij kan beschikken over de middelen van de derde die voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijk zijn.

De eis die in deze procedure centraal staat is weliswaar geen geschiktheidseis, maar een uitvoeringseis dan wel een bestekseis. In lijn met genoemde jurisprudentie moet echter worden geoordeeld dat het inschakelen van een derde om te kunnen voldoen aan de ‘netwerk-eis’ is toegestaan. De voorzieningenrechter wijst er in dat verband op dat BT in het kader van de geschiktheidseisen die in de aanbesteding zijn gesteld een beroep heeft gedaan op een referentieproject van Vodafone dat is gebaseerd op de inzet van het mobiele netwerk van Vodafone. Het zou dan in het licht van genoemde jurisprudentie onbegrijpelijk zijn wanneer het in het kader van de geschiktheidseisen wel is toegestaan een beroep te doen op een derde, maar niet in het kader van een uitvoerings- of bestekseis.

Een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver had de ‘netwerk-eis’, volgens de voorzieningenrechter, niet anders kunnen begrijpen dan dat voor de vervulling van die eis een beroep mocht worden gedaan op een derde als onderaannemer.

Deze bijdrage van Babette Blaisse en Oscar van der Pol is ook gepubliceerd op Mr. Online.