Jan Coen Binnerts - 10-03-2020

Woonschepen, na de Wet verduidelijking voorschriften woonschepen

Een bestemmingsplan voor een bestaand bedrijventerrein in Eindhoven vormde inzet van een uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:621). Partijen met uiteenlopende gevestigde belangen in het gebied kwamen daartegen op. M.n. de overwegingen over de Wet verduidelijking voorschriften woonschepen trekken de aandacht.

De bedoeling van het plan is om een bestaand bedrijventerrein op te schudden en ontwikkelingen in te dammen die gebruik van het gebied voor zwaardere industrie belemmeren. Die ontwikkelingen zijn tweeërlei: er zijn kantoren, detailhandel en horecafuncties het gebied binnen geslopen. En er zijn woonschepen komen te liggen.

De pogingen van de raad om de ontwikkeling van nieuwe kantoren, detailhandel en horecafuncties te stuiten, is geen onverdeeld succes. Dat komt voornamelijk doordat het plan op onderdelen nogal onnauwkeurig is geformuleerd: de Afdeling stelt een aantal malen vast dat de raad ter zitting een bedoeling heeft aangegeven, die niet goed in de voorschriften is verwoord. Verder speelt een rol dat voor de wel toegestane detailhandelsruimten de raad een brancheringsregeling heeft opgesteld, zonder rekening te houden met de voorwaarden die de Dienstenrichtlijn stelt voor beperkingen aan de vrijheid van vestiging (non-discriminatoir, noodzakelijk en evenredig).

Voor wat betreft de woonschepen is de uitspraak interessanter. De woonschepen waren in het voorheen geldende plan uit 1988 niet voorzien. Het nieuwe plan was vastgesteld in 2017 en in werking getreden in 2018. Tussendoor was – op 1 januari 2018 – de Wet verduidelijking voorschriften woonboten (Wvvw) in werking getreden (Staatsblad 2017, 32). Die wet bracht voor deze woonschepen mee dat zij “in de prijzen” vielen in de zin dat zij werden gelijkgesteld met een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste lid, onderdelen a, c of d Wabo is verleend.

De raad had in het nieuwe plan deze woonschepen onder persoonsgebonden overgangsrecht gebracht, daarbij overwegende dat in de bestaande situatie het gebruik van het water ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen planologisch gezien illegaal was. Dat was zo ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in wat de laatste raadsvergadering van 2017 zal zijn geweest, maar als gevolg van de inwerkingtreding van de Wvvw was dat niet langer het geval ten tijde van de inwerkingtreding ervan. De Afdeling oordeelt dat de raad daarop had moeten anticiperen en daarom als uitgangspunt had moeten nemen dat de woonschepen legaal aanwezig waren.

De raad had vervolgens subsidiair betoogd dat ook uitgaande van een bestaande, legale situatie er aanleiding was om de woonschepen onder het overgangsrecht te brengen, omdat toekenning van een woonbestemming zich niet verdraagt met het bedrijventerrein en de aard van de aanwezige en toegestane bedrijvigheid. De Afdeling maakt echter duidelijk dat de verkregen status van de woonschepen hoge eisen stelt aan de motivering voor een dergelijke keuze:

Zoals de raad op zichzelf terecht stelt, doet de Wvvw niet af aan de afweging die hij moet maken in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de vaststelling van een bestemmingsplan. De raad is er in zijn afweging om persoonsgebonden overgangsrecht toe te kennen vanuit gegaan dat het gebruik ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen planologisch gezien illegaal was. Met de inwerkingtreding van de Wvvw werd dat gebruik echter gelijkgesteld met vergund gebruik, waarmee ook de eventuele strijdigheid van dat gebruik met het bestemmingsplan “De Hurk” uit 1988 kwam te vervallen. Gelet hierop had de raad moeten afwegen of toekenning van persoonsgebonden overgangsrecht gezien deze gelijkstelling wel aanvaardbaar is te achten.”

De afweging tussen de belangen van woonschipbewoners en het belang bij het gebruik van het terrein valt dus niet zomaar uit in het nadeel van de bewoners. Bovendien vergt de Afdeling daarvoor veel specifieker onderzoek van de af te wegen belangen, zo leert de uitspraak:

Bovendien is niet gebleken van een concreet, op het woon- en leefklimaat van de woonschipbewoners toegespitst onderzoek waaruit voortvloeit dat het ruimtelijk gezien in verband met de in het plan voorziene (middel)zware bedrijvigheid noodzakelijk is dat het gebruik ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen op termijn beëindigd wordt en dat een planologische regeling in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht het meest passend is. Hoewel de Afdeling het niet uitgesloten acht dat de stelling van de raad dat sprake is van een ruimtelijk ongewenste situatie als er wordt gewoond op een (middel)zwaar bedrijventerrein in de directe omgeving van bedrijven in hogere milieucategorieën op gaat, had het in een geval als dit in de rede gelegen om daaraan een met concreet en daarop toegespitst onderzoek onderbouwde motivering ten grondslag te leggen. De raad had de specifieke situatie van de woonschipbewoners en hun woon- en leefklimaat ter plaatse moeten onderzoeken en moeten bezien of aldaar sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De raad kon niet volstaan met te verwijzen naar algemene onderzoeken die ten behoeve van het plan zijn uitgevoerd, maar waarin geen aandacht wordt besteed aan de specifieke situatie van de woonschipbewoners.”

Het plandeel “water” wordt daarom vernietigd. Aardig is ook nog dat ook de bestemmingsregeling van de walkant – altijd een ondergeschoven kindje – aan bod kwam. Die stond gebruik als tuin ten behoeve van een woonschepen eveneens slechts toe bij wege van persoonsgebonden overgangsrecht. Die regeling wordt vernietigd vanwege de samenhang met het lot van de woonschepen zelf. Die samenhang bestaat daaruit, dat het de woonschipbewoners zijn die de gronden langs het water gebruiken. De regeling die aan het gebruik ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen wordt toegekend zal vermoedelijk daarom bepalen welke regeling de raad voor het gebruik van de naastgelegen gronden voor tuin wil opnemen, aldus de Afdeling.

 

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU