Raad van State blikt terug op 2024: de democratie, de Omgevingswet en woningbouw
Medio april verscheen het jaarverslag van de Raad van State over 2024. Het jaarverslag bevat vooraf een lezenswaardige beschouwing over de waarde en kwetsbaarheid van de democratie en onze rechtsstaat. Uiteraard wordt ook ingezoomd op ontwikkelingen binnen de Afdeling bestuursrechtspraak (ABRvS) en het omgevingsrecht.
Productie en doorlooptijden
Hoewel er in de Omgevingskamer van de ABRvS een lichte toename in afgedane zaken ten opzichte van 2023 (tot 2.507), is ook het aantal nieuwe zaken toegenomen. In 2024 zijn er circa 500 zaken meer binnengekomen dan er zijn afgedaan, zodat de werkvoorraad toeneemt. De doorlooptijd van hoofdzaken bij de Omgevingskamer was in 2024 opgelopen tot gemiddeld 62 weken. De ABRvS verklaart dit enerzijds door het gemiddeld steeds complexer worden van zaken zodat deze meer tijd vergen, en anderzijds door het tekort aan juristen in het licht van de toename van het aantal zaken. Een afname van de doorlooptijden is dan ook niet op zeer korte termijn te verwachten.
Sinds de zomer van 2024 worden zaken over woningbouw van meer dan 12 woningen een jaar lang met voorrang behandeld. De ABRvS zet daarnaast in op het versnellen van de interne processen en wijst op uitspraken over efficiënt procederen en de goede procesorde. Zo is nadrukkelijker aangegeven dat nieuwe argumenten en stukken na de afloop van de beroepstermijn kunnen stuiten op het vereiste van een goede procesorde. Als deze zo laat, omvangrijk of complex zijn, dat de andere partijen worden belemmerd in de mogelijkheden om te reageren of de Afdeling wordt belemmerd in haar voorbereiding van de zitting, is het indienen daarvan in strijd met die goede procesorde.
Ontwikkelingen in de Omgevingskamer
Naast een uitgebreider overzicht van lezenswaardige uitspraken, zijn enkele ontwikkelingen binnen het omgevingsrecht uitgelicht. Hoewel de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking is getreden, was het aantal binnengekomen zaken onder de nieuwe Omgevingswet beperkt en is op de valreep van het oude jaar pas een eerste uitspraak onder de Omgevingswet gedaan. Verder wijst de ABRvS op de verschillende uitspraken waarin met overwegingen ten overvloede, persberichten en stroomschema’s het complexe overgangsrecht bij de Omgevingswet uit de doeken is gedaan. De ABRvS geeft aan dat zo nodig de komende jaren voorrang zal worden gegeven aan uitspraken onder de Omgevingswet als daaraan vanuit de rechtspraktijk behoefte is. Bijvoorbeeld als uitspraken van rechtbanken uit elkaar lopen.
De ABRvS signaleert nog als opvallende tendens dat in meerdere zaken wordt ingezoomd op de gevolgen die transformatie naar een gemengd woon- en werkgebied voor beide functies heeft. In het bijzonder wijst de Afdeling op twee uitspraken waar het de vraag was of de beoogde woningbouwontwikkelingen voldoende afgestemd waren op de bestaande bedrijvigheid. In Amsterdam waren de veiligheidsrisico’s van die bestaande bedrijven onvoldoende in kaart gebracht. In Utrecht was het de cumulatieve geluidsbelasting van de Jaarbeurshallen en het weg- en railverkeer die onvoldoende was onderzocht.
Tot slot kon de ABRvS, bij het signaleren van de belangrijkste ontwikkelingen binnen het omgevingsrecht, het natuurbeschermingsrecht en de ingrijpende beperking van de mogelijkheden van intern salderen niet onvermeld laten.
Deze blog verscheen ook in de nieuwsbrief omgevingsrecht van Sdu.