24-01-2023

Onzorgvuldige natuurbestemming van tuinen in Boxtel

Appellanten wonen in het centrum van Boxtel, waar de Raad in 2020 het bestemmingsplan ‘Centrum Boxtel’ heeft vastgesteld. Het nieuwe plan moet een duidelijke, eenduidige en actuele bestemmingsregeling realiseren en is van toepassing op Natuur Netwerk Brabant (hierna: NNB). In de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: IOV) worden aanvullende eisen gesteld voor plannen die van toepassing zijn op NNB. (ECLI:NL:RVS:2022:3298)

Appellanten wonen in het centrum aan de Dommel en hebben tegen het plan beroep ingesteld. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan, nu de percelen die zij gebruiken als achtertuinen, de bestemming ‘natuur’ hebben gekregen, in plaats van ‘tuin’.

Een bestemmingsplan van 1995 bestemde de tuinen als tuin, maar in 2009 werden de tuinbestemmingen omgezet naar natuurbestemmingen. Die natuurbestemming is nog steeds niet gerealiseerd. Het gebruik van de tuin als tuin in strijd met de natuurbestemming, valt in het plan uit 2009 onder overgangsrecht. In het nieuwe plan valt het gebruik wederom onder overgangsrecht.

Dubbel overgangsrecht

Appellanten voeren aan dat hun tuinen al tientallen jaren als tuinen in gebruik zijn, en dat de Raad onvoldoende gemotiveerd heeft waarom nu opnieuw de bestemming ‘natuur’ is toegekend. Ook heeft de Raad er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat de natuurbestemming appellanten onaanvaardbaar beperkt in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. Eén van de appellanten wil een stalling bouwen voor haar fiets en scooter.

De Afdeling overweegt dat het opnieuw onderbrengen van bestaand legaal gebruik onder overgangsrecht alleen onder bijzondere omstandigheden aanvaardbaar is, waarvan nu geen sprake lijkt te zijn. De Raad heeft bij de vaststelling van het plan ook niet onderkend dat het gebruik van de gronden voor de tweede keer onder overgangsrecht valt en maakt daar dan ook geen afweging over.

De Afdeling volgt de Raad in het standpunt dat appellanten niet onaanvaardbaar worden beperkt in de gebruiksmogelijkheden voor hun tuinen. Wat betreft bouwmogelijkheden erkent de Raad wel dat deze beperkter zijn. Bouwwerken (i.t.t. gebouwen) zijn toegestaan voor zowel de tuin- als natuurbestemming, maar bij een tuinbestemming mogen deze hoger zijn dan bij een natuurbestemming. De Raad heeft dit niet meegewogen bij de planvaststelling.

Om die redenen geeft de Afdeling appellanten gelijk en overweegt dat de Raad het plan, voor zover het de tuinen betreft, niet heeft voorbereid met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid.

Toepassing provinciale regelgeving

Appellanten voeren voorts aan dat de Raad ten onrechte in de IOV een verplichting heeft gezien om juist bij hun percelen de bestemming natuur toe te kennen, en dit vinden zij disproportioneel. Daarnaast is onduidelijk waarom juist hun tuinen als natuur bestemd zijn, terwijl andere percelen in het centrum van Boxtel naast de Dommel niet als zodanig zijn bestemd.

De Raad stelt dat de natuurbestemming in lijn is met art. 3.15 en 3.25 van de IOV. Volgens de plantoelichting is in de IOV de Dommel, die door het plangebied meandert, aangewezen als onderdeel van NNB. Waar nodig op grond van de IOV zijn in het plan daarom aanvullende regels opgenomen. Op grond van art. 3.25 van de IOV moet in stedelijk gebied een ecologische verbindingszone worden opgenomen van ten minste 50 meter. Ook moet het oprichten van bebouwing en oppervlakteverhardingen worden beperkt.

Ook stelt de Raad dat de natuurbestemming in het zuiden van het plangebied dient als ecologische ‘stapsteen’ richting noordelijker Boxtel. De tuinen van appellanten liggen in het verlengde van die gronden. Volgens de Raad moet later nog worden afgewogen of de natuurbestemming voor de tuinen écht nodig is. De noodzaak voor de tuinen als ecologische stapsteen is nu namelijk nog onduidelijk. Mocht het niet nodig zijn, dan zouden de percelen zomaar weer als tuin bestemd kunnen worden.

De Afdeling oordeelt dat de Raad in art. 3.15 en 3.25 van de IOV terecht een basis heeft gevonden voor de natuurbestemming. Maar dat neemt niet weg dat er nog steeds een belangenafweging moet worden gemaakt. Appellanten betogen terecht dat de Raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom juist hun tuinen als natuur bestemd werden, en andere tuinen in de buurt niet. De enkele toelichting dat een nadere afweging nog wordt gemaakt, is te weinig concreet en niet toereikend. Daarbij is van belang dat de Raad niet in het plan heeft opgenomen dat sprake is van ecologische stapstenen, of waar die dan precies zouden liggen.

Conclusie

De beroepen worden gegrond verklaard. Als gevolg van de vernietiging van het plan met betrekking tot de tuinen, herleeft het plan uit 2009 ter plaatse. Ook in dat plan hadden de tuinen een natuurbestemming. De Raad moet een nieuwe beslissing nemen met inachtneming van deze uitspraak. Als de Raad de gronden wederom als natuur bestemt, moet daar een toereikend onderzoek over de noodzaak van die bestemming voor die specifieke tuinen en een toereikende motivering aan ten grondslag liggen.

De slotsom is dus dat herbestemmen en bestaand gebruik voor een tweede keer onder overgangsrecht inbrengen in beginsel is toegestaan, maar alleen met een toereikend onderzoek, een toereikende motivering en een toereikende, volledige belangenafweging.

Emma Verhulp

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.