Shira Vrij - 14-08-2018

Loondoorbetalingsplicht als kantonrechter een ontslag op staande voet ten onrechte vernietigt?

Sinds de invoering van de WWZ kan een ontslag op staande voet een lange nasleep hebben. Anders dan voorheen kan namelijk in drie instanties (kantonrechter, Hof en – in voorkomende gevallen – Hoge Raad) over de rechtsgeldigheid van zo’n ontslag worden geprocedeerd. Tot voorkort kon dit tot onduidelijkheid over de loonaanspraak van de ontslagen werknemer leiden.

Als de kantonrechter een ontslag op staande voet vernietigt dan blijft de arbeidsovereenkomst in stand. De werknemer heeft in dat geval met terugwerkende kracht (vanaf de dag van het ontslag op staande voet) recht op loon. De werkgever zal niet blij zijn met die uitspraak en kan hoger beroep instellen. In hoger beroep toetst het Hof of de kantonrechter het ontslag op staande voet terecht heeft vernietigd. Indien het Hof oordeelt dat de kantonrechter dit ten onrechte deed omdat de werkgever het ontslag op staande voet terecht heeft gegeven, dan beëindigt het Hof de arbeidsovereenkomst alsnog op een door hem te bepalen toekomstig tijdstip. Een beëindiging met terugwerkende kracht is niet mogelijk.

Doordat de arbeidsovereenkomst niet met terugwerkende kracht door het Hof mag worden beëindigd, eindigt die dus altijd na de beschikking van het Hof. Dat betekent automatisch dat de werknemer pas (ver) na het (terecht gegeven) ontslag op staande voet uit dienst treedt. Lang was onduidelijk of een werknemer tussen de datum van het ontslag op staande voet en de datum waarop het Hof de arbeidsovereenkomst beëindigt (hierna: de tussenliggende periode) recht heeft op loon. Met zijn uitspraak van 13 juli 2018 heeft de Hoge Raad aan die onduidelijkheid een einde gemaakt.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een werknemer in de tussenliggende periode in beginsel geen recht heeft op loon. Een ander oordeel zou volgens de Hoge Raad onbevredigend zijn. De Hoge Raad noemt het moeilijk te rechtvaardigen dat een werkgever die een werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen toch verplicht is tot loondoorbetaling omdat een kantonrechter ten onrechte in zijn nadeel heeft beslist. Als een ontslag op staande voet terecht is gegeven, dan heeft een werknemer iets gedaan waardoor van een werkgever “in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”. Zou een werknemer daarna toch loon kunnen claimen, dan zou een onjuiste uitspraak van de kantonrechter in het voordeel van de werknemer strekken terwijl die werknemer uiteindelijk (in hoger beroep) in het ongelijk is gesteld. Dat kan volgens de Hoge Raad niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest.

De Hoge Raad sluit echter niet uit dat in voorkomende gevallen een uitzondering op de hoofdregel (‘geen loonaanspraak over de tussenliggende periode’) wordt gemaakt. U moet dan bijvoorbeeld denken aan het geval een werknemer terecht op staande voet is ontslagen maar hem/haar van het gedrag dat tot dit ontslag leidde geen of slechts een gering verwijt kan worden gemaakt.

Een heldere – en mijns inziens terechte – uitspraak.