Babette Blaisse - 12-04-2018

Laagste prijs niet geschikt als gunningscriterium bij inhuur uitzendkrachten

Op 13 februari 2018 heeft de Commissie van Aanbestedingsexperts een belangrijk Advies gewezen over de aanbesteding van de inhuur van uitzendkrachten. De klacht die is ingediend tegen een aanbestedende dienst naar aanleiding van het gebruik van het gunningscriterium ‘laagste prijs’ is gegrond verklaard.

Doorn in het oog van veel uitzendorganisaties is dat het nog steeds voorkomt dat aanbestedende diensten bij aanbestedingsprocedures voor personele dienstverlening in het kader van de gunning enkel de prijs een rol laten spelen. De kwaliteit van de diensten van de te selecteren uitzendorganisatie weegt dan niet mee. Met alle gevolgen van dien, waaronder het gevolg dat het risico in het leven wordt geroepen dat een aanbestedende dienst slechte kwaliteit tegen een lage prijs inkoopt. Ook bestaat hierdoor de kans dat de aanbestedende dienst niet zoveel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen realiseert, in die zin dat de beste mogelijke prijs-kwaliteitverhouding wordt gerealiseerd voor het beschikbare budget.

Sinds per 1 juli 2016 de gewijzigde Aanbestedingswet 2012 in werking is getreden is het in beginsel niet toegestaan om een opdracht te gunnen op enkel de laagste prijs. De wet schrijft als uitgangspunt voor dat als gunningscriterium de ‘beste prijs kwaliteit verhouding’ moet worden gehanteerd. Alleen indien een aanbestedende dienst op deugdelijke wijze kan motiveren dat kwaliteit in het kader van een specifieke opdracht geen enkel onderscheidend vermogen heeft, waardoor het ondoelmatig is om kwalitatieve aspecten mee te wegen in het kader van de gunning, kan het gerechtvaardigd zijn dat de selectie van de dienstverlener enkel op basis van prijs geschiedt.

In de praktijk voeren aanbestedende diensten geregeld aan dat het meewegen van kwaliteit ondoelmatig is, omdat alle voor de dienstverlening van belang zijnde eisen zijn opgenomen in het programma van eisen. Indien een inschrijver daaraan voldoet zou de kwaliteit voldoende zijn vastgesteld en geborgd. Deze motivering was ook opgenomen in de aanbesteding waarover de Commissie zich heeft gebogen. De Commissie maakt hier echter korte metten mee. De motivering is volgens de Commissie onvoldoende, omdat hieruit niet blijkt dat rekening is gehouden met alle omstandigheden van het geval. Met name acht de Commissie het kwalijk dat uit de motivering niet blijkt dat het meewegen van het kwalitatieve aspect van de duurzame inzetbaarheid van het uitzendpersoneel ondoelmatig zou zijn. De Commissie stelt vast dat niet kan worden aangenomen dat de aanbesteder met de aanbesteding, waarin enkel wordt gekeken naar de prijs, zoveel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen realiseert.

Het belang van dit Advies is gelegen in het feit dat hiermee duidelijk is geworden dat ook bij de aanbesteding van (personele) diensten de eisen die worden gesteld aan de motivering om af te wijken van de hoofdregel, dat niet enkel op laagste prijs wordt gegund, streng zijn. Hierover bestond in het verleden enige twijfel. Die twijfel kwam voort uit het feit dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij het formuleren van deze hoofdregel in de eerste plaats dacht aan het bevorderen van levering van duurzame producten met een laag energieverbruik. Daarbij zou niet alleen naar de (laagste) prijs moeten worden gekeken, maar ook naar de Total Cost of Ownership.

Door het Advies van de Commissie is nu dus duidelijk dat ook voor de inhuur van arbeidskrachten (geen levering van een product, maar een dienst) geldt dat aanbestedende diensten niet zonder deugdelijke motivering enkel de prijs van belang kunnen achten.

Gelet op de duurzaamheidsdoelstellingen die ten grondslag liggen aan de Aanbestedingwet is dit zeer logisch en terecht. Onder duurzaamheid wordt immers niet enkel verstaan dat zo min mogelijk belastende maatregelen voor het milieu moeten worden getroffen. Duurzaamheid is een veel ruimer begrip. Het houdt verband met drie elementen: “people, planet en profit”. Bij de inhuur van arbeidskrachten speelt, vanzelfsprekend, het eerste element een belangrijke rol. Het hebben en (kunnen) behouden van werk is een van de belangrijkste voorwaarden voor mensen om op een goede wijze in de samenleving te kunnen integreren en functioneren. Voor aanbestedende diensten brengt dit een maatschappelijke verplichting met zich mee om bij de aanbesteding van uitzenddiensten niet enkel belang te hechten aan de prijs maar om ook kwalitatieve aspecten, zoals de duurzame inzetbaarheid van personeel, een rol te laten spelen. Zeker als het gaat om de inhuur van laaggeschoold pool personeel, zoals het geval was bij de aanbesteding die aan de Commissie werd voorgelegd.