Jurne Adrichem - 01-11-2023

Kruis door beroep op vertrouwensbeginsel wegens nieuw planologisch regime?

In deze blog wordt de uitspraak ABRvS 11 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3759 besproken, waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) oordeelt over de vraag of enig gerechtvaardigd vertrouwen dat al dan niet is gewekt bij de belanghebbenden, is uitgewerkt met de (latere) vaststelling van een bestemmingsplan.

Achtergrond

Een echtpaar - laten we ze even persoon A en persoon B noemen - woont permanent in een recreatiewoning, waar volgens het bestemmingsplan de bestemming “Recreatie” op rust. Op basis van deze bestemming is het verboden om permanent in de recreatiewoning te wonen. Eén van de echtgenoten (persoon A) beschikt sinds 2007 over een persoonsgebonden gedoogbeschikking, op basis waarvan het permanente verblijf in de recreatiewoning wordt gedoogd. Dit is op een later moment, in 2014, als persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen in het bestemmingsplan.

Het college van burgemeester en wethouders (“het college”) heeft het echtpaar wegens strijd met het bestemmingsplan een last onder dwangsom opgelegd, waaruit onder meer volgt dat persoon A de inwoning van persoon B moet beëindigen. De echtgenoten stellen echter dat zij sinds 2006 over een brief beschikken, waaruit volgt dat iemand (in dit geval persoon B) permanent mag inwonen bij de houder van de persoonsgebonden gedoogbeschikking. Volgens het echtpaar is met deze brief het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat er niet handhavend zou worden opgetreden.

Het oordeel van de rechtbank

Volgens de rechtbank heeft het college met de inhoud van de brief de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat persoon B permanent bij persoon A mocht inwonen. Bovendien oordeelt de rechtbank dat de toezegging kan worden toegerekend aan het college en dat de belangen van het echtpaar om in de recreatiewoning te wonen zwaarder wegen dan het belang dat wordt gediend met handhaving.

Het college is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld bij de Afdeling.

Geen procesbesluit

De echtgenoten beroepen zich nog op het feit dat het college geen procesbesluit heeft overlegd, en dat daardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Afdeling gaat hier niet in mee, aangezien de Afdeling eerder heeft geoordeeld dat het ontbreken van een procesbesluit niet per definitie betekent dat het (hoger) beroep niet-ontvankelijk is (zie ABRvS 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3982). Als tijdens de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het instellen van (hoger) beroep, is het beroep ontvankelijk. Dat is in deze zaak het geval.

Het oordeel van de Afdeling

De Afdeling stelt vast dat uit de voorwaarden van de persoonsgebonden persoonsbeschikking volgt dat de inwoner die inwoont bij een houder van een gedoogbeschikking, niet ook automatisch zelf beschikt over zo’n gedoogbeschikking. Persoon B staat vanuit dat opzicht dus met lege handen.

Het echtpaar beroept zich daarnaast op het vertrouwen dat zou zijn gewekt met de brief uit 2006, terwijl het geldende bestemmingsplan op een latere datum, namelijk 2014, in werking is getreden. Volgens de Afdeling is hierbij van belang, dat bij de vaststelling van dit bestemmingsplan de inwoning van persoon B niet is opgenomen in het persoonsgebonden overgangsrecht. In dat kader oordeelt de Afdeling, dat voor zover enig gerechtvaardigd vertrouwen zou zijn gewekt met de brief van 2006, dit met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is uitgewerkt.

Het lag op de weg van het echtpaar om bezwaar te maken tegen deze bestemmingsplanprocedure, om op die manier op te komen voor hun belangen gelegen in het kunnen blijven behouden van de inwoonsituatie.

De rechtbank heeft het beroep op het vertrouwensbeginsel daarom ten onrechte gehonoreerd. De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de aangevallen uitspraak.

Kortom

Goed opletten dus onder welk planologisch regime het vertrouwen is gewekt. Een toezegging van  een overheidsorgaan blijft (vaak) niet voor onbepaalde tijd geldig.

 

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.