Saskia Bouwman - 26-09-2023

Gedoogverklaring voor coffeeshops: toch naar de bestuursrechter

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) ‘gaat om’: een gedoogverklaring wordt gelijkgesteld met een besluit. In haar uitspraak van 13 september 2023 (ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3431) geeft de Afdeling een nieuwe lijn voor haar rechtspraak. Een gedoogverklaring voor coffeeshops (inclusief de voorwaarden), en de weigering en intrekking ervan, moet voor de toepassing van de regels over bezwaar en beroep met een besluit worden gelijkgesteld. Dat geldt voor zowel de exploitant als voor derden.

Achtergrond van de zaak

In de zaak die tot deze uitspraak leidde, had de gemeente Apeldoorn een gedoogverklaring voor onbepaalde tijd verleend aan appellant. In beleid stond een maximum aantal coffeeshops binnen de gemeente van vijf. De burgemeester heeft naar aanleiding van de Vlaardingen-uitspraak (ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927) over schaarse rechten nieuw beleid over de gedoogverklaringen vastgesteld, om ook andere gegadigden te laten meedingen naar een schaarse gedoogverklaring. (In een andere uitspraak van dezelfde dag gaat de Afdeling overigens onder meer in op het verlenen van een schaarse gedoogverklaring voor bepaalde tijd tegen de achtergrond van de Dienstenwet, zie ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3482 onder 8.4). Vervolgens is aan appellant – in plaats van zijn gedoogverklaring voor onbepaalde tijd – een gedoogverklaring voor de duur van zes jaar gegeven. Appellant ging hiertegen in bezwaar. Hij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief volgens de burgemeester geen besluit is waartegen in bezwaar of beroep kan worden opgekomen. De rechtbank verklaarde het beroep daartegen ongegrond en appellant ging in hoger beroep.

Betoog appellanten

Appellanten betogen dat van hen in redelijkheid niet kan worden gevraagd dat zij pas duidelijkheid over hun rechtspositie zouden kunnen verkrijgen door na de termijn in de gedoogverklaring de handel in softdrugs voort te zetten - en zo een handhavingsbesluit uit te lokken. Daarmee lopen zij het risico van strafrechtelijke veroordeling. Bovendien komt een ondernemer na een dergelijke overtreding vermoedelijk niet meer door de toets van de Wet Bibob om een reguliere horecaonderneming te starten, of verliest hij de verleende exploitatievergunning voor het bedrijf. Ook kan het pand op grond van art. 13b Opiumwet gesloten worden. Appellanten verzoeken de Afdeling terug te komen van haar rechtspraak over gedoogverklaringen voor coffeeshops, mede gelet op de bijzondere positie van coffeeshops met gedoogconstructie, en gelet op de nieuwe rechtspraak over het evenredigheidsbeginsel.

Uitspraak Afdeling

Appellanten vinden bij de Afdeling gehoor. Appellanten hebben in hoger beroep terecht aandacht gevraagd voor de bijzondere positie van coffeeshops. Die bestaat eruit dat landelijk beleid is geformuleerd met de voorwaarden waaronder strafrechtelijke vervolging wegens handelen in strijd met de Opiumwet uitblijft. Met dat landelijke beleid wordt enerzijds vastgehouden aan het uitgangspunt dat het exploiteren van een coffeeshop illegaal is, terwijl anderzijds feitelijk van overheidswege regulering plaatsvindt die onder omstandigheden verkoop van softdrugs mogelijk maakt. Onder die omstandigheden is het onevenredig bezwarend om van een exploitant te verlangen dat hij voor beoordeling van de vraag of, en onder welke voorwaarden, zijn coffeeshop wordt gedoogd, is aangewezen op de voor hem risicovolle weg van het handhavingsbesluit.

De Afdeling kiest ervoor dat ook derden deze route kunnen volgen, om te voorkomen dat de rechtsbescherming tegen gedoogbesluiten voor coffeeshops weer gecompliceerd zou worden.  

De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit op bezwaar, en draagt de burgemeester op een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Overigens spitst de Afdeling de uitspraak expliciet toe op coffeeshops. De bijzondere achtergrond van coffeeshops gaat voor andersoortige gedoogbeslissingen niet op. Daarvoor wordt de geschetste route via het handhavingsbesluit blijkbaar ook niet te bezwarend geacht. Voor bijvoorbeeld gedoogbeslissingen voor een illegaal bouwwerk, geldt dan nog steeds ABRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.