Muriel Middeldorp - 02-12-2019

De positie van de ZZP’er in 2020 en 2021

Onlangs las ik in het Financieel Dagblad dat het voor het eerst is gelukt om in een CAO (in de architectenbranche) een tarief af te spreken voor ZZP’ers. En terwijl ik op internet de algemeen verbindendverklaring van deze CAO zocht, werd ik gebeld door een onderneming, omdat een medewerker van de belastingdienst had gezegd dat hun samenwerking met zelfstandigen niet zou deugen. Was wellicht sprake van kwaadwillendheid, met handhaving van de wet DBA tot gevolg? Er gebeurt veel in ZZP-land en ik zet de ontwikkelingen daarom op een rij.

Wat geldt er nu (november 2019)?

De wet DBA bestaat totdat deze vervangen is door nieuwe regelgeving, waarvan de inwerkingtreding nu wordt voorzien per 1 januari 2021. Tot dat moment wil de fiscus de wet DBA alleen handhaven als sprake is van “kwaadwillendheid”. En dat is dan zoiets als ‘het doelbewust doorgaan in de vorm van een opdrachtrelatie, terwijl wel duidelijk is dat eigenlijk sprake is van schijnzelfstandigheid en dus gekozen had moeten worden voor een arbeidsovereenkomst’. En handhaven houdt in dat de fiscus de relatie alsnog aanmerkt als een (fictief) dienstverband, met naheffingen en boetes tot gevolg. Dit risico kan ingeperkt worden door gebruik te (blijven) maken van de modelovereenkomsten op de site van de belastingdienst. Maar het is niet zo dat het gebruik van zo’n overeenkomst partijen volledig vrijwaart: als de praktijk afwijkt van wat partijen op papier hebben afgesproken, dan kan de fiscus alsnog ingrijpen.

Wat gaat er gelden?

De Autoriteit Consument & Markt heeft afgelopen zomer een concept beleidskader gepubliceerd over tariefafspraken met/tussen ZZP’ers, waardoor dat soort afspraken niet langer in strijd zal zijn met de mededingingsregels. Deze leidraad sluit weer aan bij conceptwetgeving, te weten het wetsvoorstel Minimumarbeidsbeloning Zelfstandigen en het wetsvoorstel Zelfstandigenverklaring. Deze voorstellen zijn nu in de consultatiefase.

De gedachte achter alle conceptregels is dat er drie groepen komen:

  • de minima voor wie een minimumtarief van € 16 per uur moet gaan gelden
  • de maxima, die werken op basis van een uurtarief van meer dan € 75 per uur
  • en een groep ertussen.

Voor de minima geldt dat achteraf wordt getoetst of daadwerkelijk het minimumtarief is betaald. Blijkt een te optimistische inschatting te zijn gemaakt van het aantal te besteden uren, dat heeft de opdrachtgever pech en moet hij bijbetalen aan de ZZP’er. Uit de reacties van betrokkenen in de internetconsultatie volgt dat velen verwachten dat dit uurtarief te laag is, dat allerlei ontduikingsconstructies zullen worden toegepast en dat teveel gevraagd gaat worden van de “minimumlijder”. Zoals iemand zei: “het is te weinig om van te leven en te veel om dood van te gaan”.

Voor de maxima geldt dat zij genoeg geld verdienen om voor zichzelf te zorgen, zodat hun positie minder bescherming behoeft. Zij kunnen gebruik maken van een zelfstandigenverklaring die beide partijen vrijwaart van fiscale gevolgen. Maar die verklaring geldt slechts voor een jaar. Daarna doorwerken voor dezelfde opdrachtgever betekent onzekerheid. Niet over het jaar dat al is gewerkt, maar wel over de kwalificatie van de relatie daarna. In de toelichting op het voorstel staat dat partijen dan terugvallen op een arbeidsrelatie of op de regels voor de tussencategorie.  Waarom een jaar? Ik kan er geen goede verklaring voor bedenken.

En de ZZP’er ertussenin? Daarover is nog niet veel bekend. Er komt een webmodule aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of wel of niet sprake is van schijnzelfstandigheid. Hoe dat gaat uitpakken? Geen idee.

Valt er nog wat aan te doen?

Het is te prijzen dat pogingen worden gedaan om de positie van zwakkeren in de samenleving te beschermen en evidente misbruikgevallen tegen te gaan. De vraag is of dat doel wordt bereikt met deze nieuwe regels. Werkgevers en vakbonden vinden over en weer dat de plannen te complex zijn en riepen op deze niet bij de Tweede Kamer in te dienen. En intussen gaat de commissie Borstlap op 23 januari a.s. ook een rapport uitbrengen over de wildgroei aan samenwerkingsvarianten. Misschien dat dit rapport nog gaat leiden tot aanpassingen in deze conceptregelgeving. Iedereen snakt naar eenvoudige regels en oplossingen, maar de maatschappelijke werkelijkheid is dat al die  samenwerkingsvarianten er niet voor niks zijn….