06-07-2023

Bestaande belemmeringen en wijze van meten van de afstandseis Wet Geurhinder en Veehouderij

In deze uitspraak (ECLI:NL:RVS:2023:2403) wordt de uitzonderingsregel op de afstandsnorm in de Wet geurhinder en veehouderij toegepast. In de uitspraak gaat het over het bestemmingsplan “Buitengebied De Zandleij 2012, 11e herziening”, vastgesteld door de raad van de gemeente Tilburg. Het plan voorziet in herbestemming van een intensieve veehouderij naar een bedrijf voor opslag. Daarnaast maakt het plan de ontwikkeling van twee woningen mogelijk: een bedrijfswoning en een burgerwoning. De reeds bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. Twee vakantieappartementen blijven onder het plan gehandhaafd.

De melkveehouder aan de overkant van de straat is niet blij met de ontwikkelingen. Deze betoogt dat door het plan haar gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden beperkt. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij moet minstens 50 meter afstand worden gehouden tussen de veehouderij en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom. Volgens de veehouder is de raad ten onrechte uitgegaan van de afstand tussen de voorziene woningen en de bedrijfsbebouwing op haar agrarische perceel. Zij stelt dat de raad de afstand tussen de woningen en de grens van het agrarische bouwvlak op haar perceel als uitgangspunt had moeten nemen, want in het hele bouwvlak kan bedrijfsbebouwing worden opgericht. De afstand tussen de woningen en het bouwvlak op haar perceel is slechts 33 meter. Door deze wijze van meten te hanteren, kan zij op de voorzijde van haar perceel niet meer bouwen. Dat terwijl juist die grond heel geschikt zou zijn voor het houden van jongvee.

Volgens de raad is het niet realistisch dat de melkveehouder nog kan uitbreiden aan de voorzijde van het perceel, aangezien uitbreidingsmogelijkheden aan andere zijden realistischer zijn vanwege het aldaar geldende bestemmingsplan. Daarnaast is een omgevingsvergunning verleend voor uitbreiding van het bedrijf in noordoostelijke richting. Ook staat er ten zuiden en op korte afstand van het bouwvlak een burgerwoning, waardoor ook onder de vorige planologische situatie een uitbreiding aan de voorzijde niet mogelijk was geweest.

Met betrekking tot de afstandsnorm herhaalt de Afdeling dat in principe de grens van het bouwvlak als uitgangspunt geldt, aangezien binnen dit gehele bouwvlak bedrijfsbebouwing kan worden gerealiseerd, waarin weer hinderlijke activiteiten kunnen plaatsvinden. Een uitzondering hierop is mogelijk als zeker is dat het bedrijf geen verdere uitbreidingsmogelijkheden heeft of geen mogelijkheid meer heeft om binnen het bouwblok nieuwe bebouwing voor hinderlijke activiteiten op te richten.

De Afdeling oordeelt dat de raad terecht is uitgegaan van de uitzonderingsregel, gezien de reeds beperkte uitbreidingsmogelijkheden aan de voorzijde door de burgerwoning ten zuiden van het bouwvlak. Deze burgerwoning staat slechts 5 meter van het bouwvlak af. Verder moest al een afstand van 50 meter worden aangehouden tot de bestaande bedrijfswoning in het plangebied. De melkveehouder werd dus zowel door de aanwezigheid van de burgerwoning ten zuiden van het bouwvlak, als de bestaande bedrijfsbebouwing in het plangebied, in haar uitbreidingsmogelijkheden belemmerd.

Emma Verhulp

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.