Marieke Dankbaar - 11-01-2019

Parkeren en ruimtelijke ordening; een lastige combinatie

Parkeerbehoefte en een goede ruimtelijke ordening: een combinatie die tot veel reuring, vragen en dus ook jurisprudentie leidt.  In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:9) wordt weer eens duidelijk uiteen gezet hoe getoetst moet worden of een project voldoende parkeergelegenheid biedt om in de parkeerbehoefte ervan te voorzien, en wat de gemeenteraad nu wel of niet bij de beoordeling of hij een verklaring van geen bedenkingen wil afgeven ten aanzien van dat parkeren mag betrekken.

Een nieuw appartementencomplex: ‘Wonen’ in plaats van ‘Kantoor’

Het ging in casu om een project van Timpaan Vastgoed, die op een hoek in de gemeente Alkmaar appartementen wil bouwen op gronden die tot dusver in gebruik waren als parkeerterrein, maar welke sinds 2013 bestemd zijn als ‘Kantoor’.

Omdat het project in strijd is met het bestemmingsplan, diende, alvorens een afwijkingsvergunning zou kunnen worden verleend, de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen af te geven. Dat weigerde de gemeenteraad, vanwege de stelling dat er in de betrokken omgeving al te weinig parkeerplaatsen zijn en door het bouwen van het appartementencomplex nog meer parkeerplaatsen zouden verdwijnen. Burgemeester en wethouders konden vervolgens bij gebreke van de benodigde verklaring van geen bedenkingen, niet anders dan de vergunning voor het project weigeren. Dat was overigens tot genoegen van omliggende bedrijven en omwonenden, die zich sterk hadden gemaakt voor voldoende parkeergelegenheid in de buurt.

Timpaan kwam in beroep en kreeg van de rechtbank gelijk: Burgemeester en wethouders dienden met inachtneming van de uitspraak opnieuw op de aanvraag te beslissen, omdat de als gevolg van het bouwplan, enkele toename van de parkeerbehoefte ten opzichte van het bestemde gebruik (Kantoor)  diende te worden meegeteld en een eventueel bestaand tekort buiten beschouwing diende te worden gelaten.

Het college, noch de raad lieten het daarbij zitten. Samen met de omliggende bedrijven en omwonenden, stelde men hoger beroep in. Ook Timpaan kwam overigens in (incidenteel) hoger beroep.

Wel of niet rekening houden met een bestaand parkeerplaatsentekort?

In hoger beroep betoogden appellanten (het college en de raad) dat de rechtbank ten onrechte alleen rekening had gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan en dat een eventueel bestaand tekort als regel buiten beschouwing dient te worden gelaten. Volgens appellanten is in een situatie als de onderhavige, waarbij de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen dient af te geven, een ander kader relevant: alleen aan een goede ruimtelijke ordening, waarbij een bestaand parkeerplaatsentekort en de effecten van de nieuwe ontwikkeling daarop relevant zijn, dient te worden getoetst.

De Afdeling bestuursrechtspraak schept in de uitspraak meteen rust: het gaat hier niet om één vraag, maar om twee van elkaar te onderscheiden vragen:

  1. Voorziet het project in voldoende parkeergelegenheid om in de parkeerbehoefte ervan te kunnen voorzien? en
  2. Mag de gemeenteraad bij de beoordeling of hij een verklaring van geen bedenkingen wil afgeven een bestaand tekort aan parkeerplaatsen betrekken?

Op de eerste vraag wordt, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie, geoordeeld dat alleen rekening moet worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het project. Dat geldt ook in het geval er sprake is van een afwijkingsbesluit, waarbij een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist.

Op de tweede vraag antwoordt de Afdeling dat de gemeenteraad bij de beoordeling of een verklaring van geen bedenkingen kan worden afgegeven, moet bezien of het project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient de raad alle planologisch relevante omstandigheden te betrekken. Een bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan er daar, anders dan de rechtbank oordeelde, wel degelijk één van zijn.

Is er wel een tekort?

Het college en de raad kregen hier dus gelijk. Maar, zo overwoog de Afdeling, dat betekent niet dat een bestaand tekort zondermeer als grondslag kan dienen voor het weigeren van een verklaring van geen bedenkingen. De gemeenteraad zal deugdelijk moeten motiveren waarom een project gelet op het bestaande tekort aan parkeerplaatsen in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

En daar ging het alsnog fout: de Afdeling fileerde nauwkeurig de feitelijke situatie ter plaatse en toetste dat aan onder meer het vigerende bestemmingsplan. De Afdeling kwam tot de conclusie dat er weliswaar een tekort aan parkeerplaatsen aan de orde kon zijn, maar dat dat niet kon worden toegeschreven aan de ontwikkeling die Timpaan voorstond. Het tekort hield voornamelijk verband met de parkeerbehoefte van omliggende bedrijven en op het perceel waarop het bouwplan was voorzien gold geen openbare parkeerbestemming, waaraan deze bedrijven het vertrouwen zouden kunnen ontlenen dat voor hen daarmee in voldoende parkeergelegenheid zou worden voorzien. Uit parkeeronderzoek bleek voorts dat het met dat bestaande tekort ook nog wel mee viel. Als in de toekomst de bezettingsgraad zou toenemen, zou dat weliswaar een probleem kunnen worden, maar dat zou ook dan niet betekenen dat de omliggende bedrijven dan aanspraak zouden kunnen maken op parkeerplaatsen op het perceel van Timpaan.

Terug naar de tekentafel

Het weigeren van de verklaring van geen bedenkingen was onrechtmatig. Een nieuwe verklaring van geen bedenkingen zou in ieder geval niet geweigerd kunnen worden op grond van het parkeerargument. Andermaal terug naar de tekentafel dus; zij het op een iets andere wijze dan de rechtbank had verordonneerd. Het blijft moeilijk, parkeren en ruimtelijke ordening.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.